Een parel van een gesprek

Ik zit in mijn favoriete koffietentje te werken. Mijn plekje is helemaal achterin, weggestopt aan de lange tafel. Het beste plekje. Het is rustig. Aan de linkerkant van de lange tafel liggen wat tijdschriften. Op een van de stoelen ligt een kat te slapen. Vanuit mijn hoekje kan ik iedereen in de gaten houden. Ik fantaseer over wat mensen aan het doen zijn, met wie ze vanavond het terras op duiken en vraag me af of ze dan drinken om het leven te vieren of te vergeten. Af en toe vang ik gesprekken op. Soms zijn die diepgaand en interessant, soms niet.

Er zit een meisje al een kwartier in haar eentje aan een tafel. Er komt een ander meisje binnen die aanschuift en zich begint te verontschuldigen.
Ik luister en huiver.

“Hééééé schat. Hoe is het?”
Er vindt een halve omhelzing plaats gevolgd door iets dat lijkt op een kus.
Oh my god, sorry hoor dat ik zo laat ben. Wacht je al lang?”
“Hee schat. Nee hoor, paar minuutjes.”
“Oké, gelu-”
“Wil je trouwens alsjeblieft wel nu op de kaart kijken want ik heb echt al drie uur honger.”
“…”
“Oh. Ja. Tuurlijk…”
“…”

De serveerster onderbreekt godzijdank dit ijskoude moment en neemt hun bestelling op. Ze bestellen allebei een cappuccino met havermelk.

“Heb je nog met hem afgesproken eigenlijk?”
Oh my god, ja. Heb ik dit nog niet verteld?”
“Nee.”
“Nou, weet je waar ik dus achter ben gekomen?”
“Nou?”
“Ja, echt bizar. Hij heeft dus gewoon een vriendin.”
“Niet!”
“Wel.”
“Níét..”
“Ja, dus wel.”
“Nee, meen je?”
“Ja, echt bizar toch.”
“Heel bizar.”

Waar is die serveerster als je d’r nodig hebt.

“Ja, wow. Hij heeft dus gewoon al vier maanden een vriendin.”
“Wow.”
“Ja. Dáárom kon ik hem dus niet peilen. Omdat hij dus gewoon niet zei dat hij een vriendin had.”

Fair point.

“Maar goed, ik heb hem dus nog wel gezien daarna.”
“En?”
“Nou dat was dus wel echt mega gezellig.”
“Wat fijn! Nou, dat is het belangrijkste.”
“Ja.”

Fijn om te horen dat de lat voor de Amsterdamse heren niet al te hoog ligt.

“Wat ga jij vanavond doen?”
“Ik ga eventjes lekker wat eten met een vriendinnetje.”
“Ah, chill.”
“En morgen ga ik denk ik even sporten.”
“Oh ja, chill.”
“En daarna ga ik naar de bioscoop.”
“Oh, waar ga je heen?”
“Naar The Souvenir.”
“Oh daar wil ik nou ook zo graag heen!”
“Ja, hij draait in de hallen.”
“Oh ja dat is wel echt beter.”
“Ja, Pathé is zó kut.”
“Ja inderdaad echt niet chill.”

Je zou inderdaad maar met het grote publiek in één ruimte gezien worden. Complete nachtmerrie.

“Maar even, heb je nooit iets gemerkt?”
“Nee, echt nooit. Waarom zou die het niet hebben gezegd?”
“Omdat hij het gewoon gezellig vond misschien.”
“Ja, misschien. Het was ook wel echt heel gezellig, we hebben zo gelachen.”
“Misschien mist ‘ie dat wel bij zijn vriendin.”
“Ja, misschien.”
“En dat ‘ie dat dan bij jou wel kan vinden.”
“Ja…”

Cheers to that, ladies. Ik reken mijn thee af en zeg mijn hoekje vaarwel. Het is wel even goed vandaag.

De realist vs de idealist: denk maar niet dat het leven een film is

‘Denk maar niet dat het leven een film is.’

Vier jaar geleden. Ik zat in een café met de jongen waarmee ik op dat moment aan het daten was. Ik haalde diep adem en stelde hem de vraag die me al een paar weken dwars zat. De vraag die bij vele jongens zorgt voor zo’n klein spastisch trekje rondom hun oog. De vraag die al je vriendinnen je sterk afraden te stellen. Ook de vraag die ik gek genoeg nooit gehoord heb tijdens het kijken van films zoals the Notebook. Waarschijnlijk omdat het antwoord daar vanaf het begin al pretty obvious was. Zoals het hoort.

“Wat vind je nou eigenlijk van mij?”

Een verschrikte blik, gevolgd door een klein proest geluidje – want meneer verslikte zich bijna in zijn IPA.
“Eh, hoe bedoel je?”
Daar gingen we. “Nou, zoals ik het zeg. Wat vind je van mij. Van ons. Hoe je erover denkt zeg maar.”
“Nou, gaat gewoon goed toch?”
“Ja, het gaat ook goed, ja. Maar is dat alles?”
“Wat wil je dat ik zeg?”
“Nou, iets inspirerenders dan dit zou fijn zijn.”
“Inspirerend? Maart, je weet dat het leven niet is zoals in films he…”

Daar had de beste man natuurlijk een punt. Wel uiterst irritant dat hij het op zo’n manier duidelijk moest maken dat ik het idee kreeg dat hij me zag als elfjarig meisje dat verliefd is op Justin Bieber. Dat wel.

Ik weet heus wel dat het leven geen film is. Ik weet heus wel dat niet alles over rozen gaat, bla bla bla. Maar wat me dwars zit, is dat sommige mensen om mij heen zó’n realistisch kijk op het leven hebben gekregen, dat ze daardoor vergeten hoe mooi het is om af en toe ook even idealist te zijn. Hoeft niet altijd, maar zo nu en dan is het noodzakelijk. Zéker wat betreft de liefde. Ik snap eerlijk gezegd niet dat er mensen zijn die mijn kijk op de liefde té romantisch vinden. Ik herhaal: mijn kijk op de liefde. Té romantisch. Leg mij eens uit: als je geen romantische kijk meer mag hebben op de liefde, waar dan in godsnaam nog wel op?

Als je geen realist, maar een idealist bent (laten we het voor het gemak even ‘romanticus’ noemen), dan word je in mijn ervaring toch altijd net wat minder serieus genomen dan je zou willen. Je wordt al snel neergezet als een naïef, onwetend persoon die nog heel wat moet leren over de wereld. Het is niet voor niets dat eigenlijk iedereen bekend is met de term ‘hopeloze romanticus’. Deze term maakt het maar al te makkelijk voor de realisten onder ons, om romantische ideeën over het leven te bestempelen als onrealistische fantasie (in de Amsterdamse volksmond beter bekend als: zweverige bullshit).

Hoe vaak ik het wel niet te horen heb gekregen: ‘oh Maart, jij bent echt zo’n heerlijke hopeloze romanticus’. Ik schaar mijzelf onder de noemer romanticus, ja. Maar hopeloos ben ik verre van. Sterker nog, ik zie het leven naar mijn idee vaak een stuk leuker in dan de mensen om mij heen. Noem het een roze bril, noem het hopeloze romantiek, maar ik denk persoonlijk dat de meeste mensen wel wat meer hopeloze onrealistische romantiek zouden kunnen gebruiken in hun leven.

Als je het leven ziet zoals een idealist dat doet, onrealistisch en soms misschien net íéts te perfect, zorgt dat er in mijn ervaring voor dat je daar ook sneller naar gaat streven. Tuurlijk, als je te veel vasthoudt aan het plaatje in je hoofd, het ‘hoe het volgens jou zou moeten zijn’, gaan er momenten komen waarop je wordt teleurgesteld. Maar – en dit klinkt natuurlijk cheesy as f*ck – wat je ervoor terug krijgt, is meer waard.

Conclusie van dit zweverige verhaal? Zet wat vaker je roze bril op. Wees een keertje lekker naïef.
En schaam je er niet voor. Sterker nog: doe eens gek en geniet er zelfs stiekem een beetje van.

De wijde overhemden man

Ik ben gezegend met een vriend die het niet verschrikkelijk vindt om mee te gaan winkelen. Zolang we van te voren een soort van plan maken en het houden bij een klein aantal winkels kan hij er soms zelfs een beetje van genieten. Ik denk dat hij het stiekem gewoon best wel relaxt vindt om tijdens het shoppen iemand naast zich te hebben die het niet erg vindt om constant van en naar het pashokje te rennen met bergen kleding. Af en toe zoek ik iets uit waar ‘hij zelf nou nooit op was gekomen, maar wat toch wel erg leuk staat’. Dan krijg ik een compliment en ben ik ook weer blij.

Een paar weken geleden waren we samen een weekend in Rome. Ook daar belandden we op een gegeven moment in een kledingwinkel. Een vintage winkel. Ik had zoals gewoonlijk na een paar minuten de hele winkel wel gezien en ook al het een en ander om mijn arm hangen. Mijn vriend stond nog een beetje twijfelachtig bij het tweede overvolle rek. De overhemden.

Ik liep naar hem toe.

“Zie je iets leuks?”

Hij trok een zwart basic overhemd uit het rek, dat tussen de overvloed aan Hawaiiaanse prints en kleurrijke ruitjes waarschijnlijk nog nooit eerder iemand was opgevallen.

“Deze vind ik echt heel vet.”

Ik wierp een snelle blik op de rest van de overhemden aan het rek en toen weer terug naar het overhemd dat hij had uitgekozen. Ik vond het bijzonder dat je een kledingstuk dat zo eenvoudig was, toch zo ‘vet’ kon vinden.

“Leuk ja. Maar kun je niet beter gaan voor iets dat je niet ook gewoon bij de H&M kunt kopen?”

Ik opperde het zo voorzichtig mogelijk. Ik was me er heel goed van bewust dat ik me op glad ijs bevond. Een kleine zucht vanuit mijn vriend volgde.

“Zoals wat..?”

Dat hoefde hij uiteraard geen twee keer te zeggen. Binnen drie tellen had ik vijf verschillende overhemden uit het rek getrokken die naar mijn mening toch allemaal net wat inspirerender waren dan het zwarte basic overhemd dat hij zelf nog steeds in zijn handen had. Hij keek naar de vijf overhemden die ik vast had en ik zag lichte paniek ontstaan in zijn gezicht. Ik begreep de hint en overhandigde hem één van de vijf overhemden. Het was een lichtbruin geruit overhemd. Net een maatje te groot, waardoor hij wat wijder viel.

“Deze vind ik het leukst.”

Mijn vriend protesteerde. Hij vond het overhemd veel te ‘hipster’. Ik snapte niet precies wat hij bedoelde.

“Hoezo hipster? Dit is toch gewoon stoer? Je lijkt er ook nog eens extra breed in.”

Mijn poging om zijn ego te strelen werd niet gewaardeerd. Er volgde opnieuw protest. Hij had namelijk al een wijd geruit overhemd en een tweede leek hem geen goed idee.

“Dan word ik straks de wijde overhemden man.”

Ik trok een wenkbrauw omhoog en besloot voor het gemak maar even niet in op deze opmerking in te gaan. Een wijde overhemden man. Ik had er nog nooit van gehoord, maar blijkbaar was dit iets waar men bang voor kon zijn.

“Oké, is goed. Maar mag ik hem dan voor je kopen? Ik vind hem namelijk wel heel leuk staan.”

Er volgde een kleine aarzeling waarin ik gok dat er een afweging werd gemaakt tussen het niet willen afwijken van zijn nogal stellige mening tegenover het overhemd en het feit dat hij eigenlijk ook geen nee wilde zeggen tegen het krijgen van gratis spullen. De knoop werd doorgehakt: het mocht, maar ik moest wel beloven dat ik niet boos zou worden als hij het overhemd uiteindelijk nooit zou dragen. Dat beloofde ik.

Nu, inmiddels alweer twee maanden later heeft bijna iedereen in onze kringen het overhemd in kwestie mogen aanschouwen. Mijn vriend paradeert er bijna wekelijks in rond terwijl hij met trots complimenten van zijn vrienden en collega’s in ontvangst neemt. Het derde wijde geruite overhemd is inmiddels zelfs al gekocht. Hij heeft er nu drie. Toen ik hem tijdens de aankoop van het derde exemplaar lachend wees op het feit dat hij met deze drie overhemden toch absoluut wel ‘de wijde overhemden man’ was geworden, trok hij zijn schouders op.

“Maart, ik zeg altijd maar zo: je kunt nooit genoeg wijde overhemden hebben.”

Een zondag lang College Tour maakt je nou niet bepaald gelukkig met jezelf

Zondagochtend. Het was weer zo ver. Ken je dat moment dat je rond elf uur je bed uit komt rollen, snel een kop koffie zet, een ontbijtje maakt en dan op de bank onder de deken, achter je laptop kruipt? Op dat moment ben je nog in de veronderstelling dat je gewoon even één aflevering Friends gaat knallen, puur als entertainment voor tijdens je ontbijt. Maar goed, je hebt die dag niets te doen. Het is immers zondag. Dus bij die ene aflevering Friends blijft het – uiteraard – niet.

Zo’n vijf afleveringen later zet je Netflix even op pauze om eens flink te gaan bedenken of je je vandaag gaat douchen of niet. Je bent het na vijf minuten nadenken roerend met jezelf eens dat dit totaal zinloos is, aangezien je 100% zeker niet meer van de bank af gaat komen vandaag. En dan switch je naar YouTube.

Iedereen is tegenwoordig bekend met het fenomeen ‘binge-watching op Netflix’. Ikzelf natuurlijk ook. Maar als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat ik me pas écht urenlang kan vermaken met YouTube. De filmpjes zijn korter, de verleidingen groter. En dat heeft alles te maken met dat duivelse lijstje rechts in beeld. De vijand van de productieve dag. De ‘voorgestelde video’s’.

En dan heb ik het niet eens over de zogenaamde vlogs, waar jij nu ongetwijfeld meteen aan denkt. Nope, het is zelfs nog een stukje minder cool dan dat. Hoe het precies gebeurt is mij nog steeds een raadsel. Ik kan de sessie beginnen met een make-up tutorial (waar ik oprecht nooit, maar dan ook nóóit iets van begrijp en toch vind ik het bijna therapeutisch om hier uren naar te kijken) en zo’n zes uur later diep in de auditierondes van America’s Got Talent seizoen 3 (2008) zitten. Met tranen in mijn ogen.

Om terug te komen op de eerste zin van dit schrijfsel. Afgelopen zondag was het dus weer zo ver. Dit keer was het geen talentenjacht, maar oude afleveringen van College Tour die vrijwel allemaal op YouTube bleken te staan. Veel te verleidelijk: de streak begon.

De eerste aflevering die ik keek was die van Doutzen Kroes (ik was heus geen filmpjes van de Victoria’s Secret Fashion Show aan het kijken, hoezo?). Ze vertelde stralend over Friesland en over haar leven als supermodel. Ze uitte zich standvastig over haar standpunten met betrekking tot de kritiek op de magere lichamen van jonge modellen. Maar ook over dat je heus niet bang hoefde te zijn voor Anna Wintour; die was namelijk best aardig.

Daarna volgde Anouk. Iemand die ik heel erg bewonder, maar waar ik stiekem ook een beetje bang voor ben. Ik denk dat ik als ik haar in het echt zou ontmoeten, ik in een tweestrijd zou belanden.
Optie één: naar toe lopen en de hemel in prijzen met als risico misschien iets verkeerds te zeggen waardoor ik haar per ongeluk beledig (krijg het nu al warm).
Optie twee: haar van een afstandje met open mond aangapen zonder risico’s maar wel met spijt achteraf.
In College Tour was ze prachtig, eerlijk en kwam ze lief over. Zelfs een beetje verlegen af en toe. Ze maakte er vroeger een beetje een puinhoop van, maar kijk haar nu. Een bak talent natuurlijk, maar ook vooral gewoon ‘geluk gehad’ zei ze.

Next episode: Carice van Houten. De beste actrice van Nederland. Ze vertelde over haar loopbaan op de Kleinkunstacademie. Naar mijn idee sloegen ze in het interview zo’n duizend stappen over, want tien minuten later ging het over haar rol in Game of Thrones en haar carrière in Amerika.

Na deze afleveringen volgden er nog velen. Linda de Mol, Chantal Janzen en ik waagde me zelfs aan de aflevering met Willem Holleeder. Toen ik tot overmaat van ramp zelfs daar nog een soort van tegenop begon te kijken was ik het meer dan zat. Ik sloot YouTube af.

Mijn ongedouchte gezicht keek me aan in de reflectie van mijn laptop. Het was inmiddels zes uur ’s avonds. Behalve mezelf kwellen met de succesverhalen van anderen had ik precies niks bereikt vandaag. Normaal vind ik dat geen probleem. Je hebt dagen waarop je bergen verzet en je hebt dagen waarop je alleen douchen al te veel moeite vindt. Maar één tip geef ik je wel: kijk op die laatste dagen niet tien verschillende afleveringen van College Tour. Achter elkaar. Begrijp me niet verkeerd, ik vind het absoluut een prachtprogramma. Waarschijnlijk ligt het aan mij en mijn eigenwaarde die zich misschien die dag nou niet bepaald op een toppunt begaf; maar ik werd op dat moment toch echt even een potje ongelukkig van al die ontzettend succesvolle mensen die er zo gewoontjes over deden en bovendien ook nog eens allemaal heel normaal en leuk waren.

Ik ben van de bank afgekomen. Ik ruimde mijn huis op, maakte schoon. Ik sprong onder de douche en bedacht me dat ik in ieder geval één ding gedaan wilde hebben vandaag. Ik dook weer achter mijn laptop en begon te typen.

Een beetje trots misschien toch wel, uiteindelijk. Mijn eerste post op mijn eigen website. Ik heb het lang uitgesteld, maar als Linda de Mol het kan kan ik het ook.
Talk about turning a day around.